Inleiding
Wat maakt een computersysteem persoonlijk? Natuurlijk zijn er de bestanden die er op staan, de foto's en documenten, de muziek en downloads. Maar ook de geïnstalleerde programma's zeggen iets over wie het apparaat gebruikt. In deze opsomming wordt het onderliggende besturingssysteem nog wel eens vergeten. De keuze voor deze software tussen hardware en gebruiker is net zo bepalend voor het gebruikersgemak, de productiviteit en het plezier in het gebruik.
In 2007 maakte ik voor het eerst kennis met GNU/Linux en stapte ik, beetje bij beetje, over van propriëtaire naar vrije software. Mozilla Firefox als internetbrowser, Open- en later LibreOffice voor tekstverwerking en spreadsheets, Thunderbird als e-mail client. Als besturingssysteem koos ik voor Ubuntu. Het was mijn eerste ontmoeting met een OS dat niet uit Redmond kwam. Uiteindelijk verdween ook de dual-boot installatie en bevolkte enkel nog de pinguïn mijn computer.
Ontwikkeling
In twaalf jaar tijd maakte ik een groot aantal updates mee van alle programma's en ook Ubuntu werd bijna elke zes maanden bijgewerkt. In al die tijd leerde ik het systeem steeds beter kennen en werd het mijn digitale thuis.
De afgelopen twee, drie jaar gaat Canonical, het commerciële bedrijf achter Ubuntu, echter een kant op die mij steeds minder bevalt. Was het eerst een grafische desktopomgeving (Unity) en display-server (Mir) die door geen enkele andere distributie werden opgepakt, kwam daarna een pakketformaat voor standalone Linux-applicaties (Snap) waar het bedrijf met een ware app-store de volledige controle over wil houden.
Dit alles druist voor mijn gevoel volledig in tegen de vrijheid waar een open GNU/Linux-systeem voor staat. Het commerciële belang is voor Canonical duidelijk belangrijker dan de ondersteuning door de GNU/Linux-gemeenschap. Men richt zich liever op cloud-computing en het internet-of-things; de ouderwetse GNU/Linux-desktop lijkt geen prioriteit meer te hebben.
Alternatieven
Aldus kwam de gedachte om over te stappen naar een andere distributie; maar welke? Fedora heeft de reputatie helemaal voorop te lopen in de ontwikkelingen met ondersteuning voor de nieuwste hard- en software. Wel verschilt het pakket- en systeembeheer behoorlijk van datgene wat ik gewend was. Verder dan een proefinstallatie in een virtuele machine kwam ik niet…
Toen bedacht ik dat Ubuntu gebaseerd is op Debian, één van de oudste distributies überhaupt. Zou ik me daarin thuisvoelen? Ik voorzag een virtuele machine van een verse installatie en werd welkom geheten door GNOME-shell, een desktopomgeving waar ik me op dat moment totaal niet in kon vinden. Ik zat nog vastgebakken in mijn jarenlange Ubuntu-ervaringen met Unity en zijn vriendjes…
Komt tijd, komt raad
Toen Canonical in 2017-2018 dan toch hun eigen desktopomgeving opgaf en GNOME-shell opnieuw invoerde, moest ik wel mee. Het was een hele zoektocht om mijn "nieuwe" computer te verkennen. Gelukkig is GNOME per definitie goed gedocumenteerd en kon het ook in mijn behoeften qua toegankelijkheid (Orca schermlezer, Braille-display) voorzien.
Afgelopen week (najaar 2019) probeerde ik opnieuw hoe ik me in een virtuele Debian thuis zou voelen. Het bleek een stuk minder verwarrend en frustrerend dan de keer daarvoor. Zou ik de overstap wagen? De sprong in het diepe, na twaalf jaar lang niets anders dan Ubuntu?
Warm bad
Niet alleen de GNOME-desktopomgeving is goed gedocumenteerd; ook Debian blinkt uit in de hoeveelheid en kwaliteit van handleidingen, instructies en achtergrondinformatie. Met name de vragen "Waarom Debian?" en "Hoe sloop ik mijn Debian niet onbewust?" openden mijn ogen en bevestigden mijn keuze. Stabiliteit staat voorop. Daar kan ik mij volledig in vinden.
Klein praktijkvoorbeeld dat mij iedere keer weer doet glimlachen: onder Ubuntu werkte het schakelen tussen meerdere taalprofielen met mijn schermlezer niet naar behoren. Soms moest ik programma's sluiten en opnieuw openen, soms van venster wisselen… Bovendien werd de uitspraak dan een ratjetoe van Nederlands, Engels en/of Duits; een puinhoop waarvan ik dacht dat hij onvermijdelijk was. "Het zal wel aan mij liggen…"
Toen stelde ik onder Debian mijn taalprofielen van Orca opnieuw in en
zie daar! Niet alleen staan mijn persoonlijke instellingen (waaronder de
genoemde profielen) nu in een lees- en back-upbaar JSON
-bestand, maar
de uitspraak is nu eindelijk consequent en volledig correct!
Ja, de meegeleverde versie 3.30 van Orca bevat minimaal één schoonheidsfoutje, maar daar kan ik mee leven tot aan de volgende stabiele release van Debian — wanneer die dan ook mag komen.